
Wapentraining
Het 2nd Parachute Battalion bestond uit drie geweercompagnieën (A, B en C), een Headquarters (HQ) Company en een Support Company. Elk van de geweercompagnieën bevatte drie pelotons van ongeveer 30 man, plus twee grote mortierpelotons met elk vier 3-inch mortieren en een antitankpeloton. Het standaardgeweer was aanvankelijk de Lee-Enfield No III, die op 11 mei 1942 werd vervangen door de Lee-Enfield No. IV Mark 1.
Dat was de papieren organisatie. In de praktijk pakte het iets anders uit. Het bataljon kreeg 'reserve'-wapens: vier Vickers-mitrailleurs, waarmee de bataljonscommandant de vier buizen van een van de mortierpelotons kon vervangen. En voor de schutters ontving het bataljon 300 Sten-kanonnen. De meeste bataljonscommandanten schijnen alle extra wapens te hebben uitgedeeld, plus zoveel meer als ze maar konden krijgen: de Sten-kanonnen en de PIAT's aan de geweerploegen, terwijl het antitankpeloton in plaats daarvan een machinegeweerpeloton werd of, in plaats daarvan, in sommige gevallen een aanvalspeloton.
Het werd van cruciaal belang geacht om de Vickers-kanonnen in actie te brengen, aangezien de luchtlandingsdivisies geen machinegeweerbataljon hadden waarop ze voor dergelijke ondersteuning konden putten. De Para's lijken echter geen tekort aan automatische wapens te hebben gehad, wat erop duidt dat alle reservewapens en nog veel meer in het veld waren.